Staatsinrichting in het kort: Sinds 1848 is Nederland een parlementaire constitutionele monarchie. Dat betekent dat het bestuur van het land ligt bij zowel de Koning, en in diens naam de ministers, en bij de vertegenwoordigers van het volk, de Staten-Generaal. De macht wordt bepaald en begrensd door de grondwet. ![]() De regering Art. 42 van de Grondwet: De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers ![]() De regering is een samengesteld orgaan, waarbij de twee onderdelen - Koning en ministers - moeten samenwerken. ![]() De Koning Art 24. Het Koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau ![]() Het Nederlandse Koningschap wordt vervuld door de mannelijke en vrouwelijke erfgenamen van Koning Willem I (de Grondwet spreekt slechts van Koning). Niet alle leden van de familie Oranje-Nassau behoren echter tot het Koninklijk Huis en komen in aanmerking voor troonopvolging. Wie wel in aanmerking komen, zijn die leden van de koninklijke familie die tot in de derde graad familie zijn van de regerende vorst, met toestemming van de volksvertegenwoordiging zijn getrouwd en Nederlander zijn. Het Koningschap gaat bij het overlijden of abdicatie (troonsafstand) van de Koning over op ,,zijn wettelijke nakomelingen", waarbij het oudste kind voorrang heeft. ![]() In tegenstelling tot in andere landen wordt de Nederlandse Koning niet gekroond, maar ingehuldigd. De inhuldiging gebeurt tijdens een openbare en verenigde vergadering van de Staten-Generaal, waarin de Koning de eed van trouw aan de grondwet aflegt. Naast een representatieve taak, waar de meeste burgers de Koning van kennen, vervult hij een staatsrechtelijke taak die vooral tijdens kabinetsformaties zichtbaar is. Deze periode is ook de enige tijd dat de Koning persoonlijk optreedt en beslissingen neemt waarvoor geen minister verantwoordelijk is. De Koning benoemt, na advies van de de vice-president van de Raad van State, de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer en de voorzitters van de verschillende Kamerfracties, een informateur. Deze informateur krijgt de opdracht op basis van de verkiezingsuitslag de mogelijkheden voor een nieuw kabinet te formeren verkennen. Daarna gaat een formateur aan de slag om het kabinet te vormen. ![]() Verder ondertekent de Koning ook alle wetten en Koninklijke Besluiten. ![]() De ministers Art. 42, lid 2. De Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk. ![]() Sinds 1848 zijn de ministers verantwoordelijk voor het bestuur van het land. Dat houdt tevens in dat de Koning niet ter verantwoording kan worden geroepen voor regeringsdaden. Zijn aandeel in het bestuur van het land blijft buiten discussie. De enige Besluiten waarvoor geen enkele minister verantwoordelijk is, zijn tijdens de kabinetsformatie tijdens de kabinetsformatie de aanwijzing van een informateur en een formateur door de Koning. Een kabinetsformatie volgt altijd op de verkiezing voor de Tweede Kamer, eens in de vier jaar. Dat is logisch, omdat de regering voor de uitvoering van haar beleid het vertrouwen van het parlement nodig heeft en een meerderheid van de Kamer meewerkt aan de vorming en instandhouding van een kabinet. Is een kabinet niet tot stand gekomen door samenwerking tussen de kabinetsformateur en het parlement, dan wordt dit wel een extra-parlementair kabinet genoemd. ![]() De Koning benoemt, na advies te hebben ingewonnen bij bij de vice-president van de Raad van State, de voorzitters van de beide Kamers en de fractievoorzitters, een informateur. Deze onderzoekt de mogelijkheden voor een nieuw kabinet, waarbij gekeken wordt naar de steun van een meerderheid van de Tweede Kamer. Op grond hiervan benoemt de Koning een formateur. Deze moet een kabinet vormen, dat wil zeggen de ministerzetels verdelen onder de regeringspartijen en kandidaten voor die posten vinden. De formateur stelt tevens het regeerakkoord samen, het regeringsplan waarin staat wat het kabinet van plan zijn de komende vier jaar te gaan doen. De ministers worden vervolgens bij Koninklijk Besluit benoemd, en beëdigd door de Koning. Meestal wordt de formateur de nieuwe minister-president. ![]() De staatssecretarissen Sinds 1948 is het mogelijk ter ondersteuning van ministers staatssecretarissen te benoemen. De taak van een staatssecretaris is van die van een minister afgeleid, maar een staatssecretaris is echter nooit de vervanger van een minister. Hij mag wel wetten en besluiten contrasigneren en is ook verantwoordelijk voor de wetsvoorstelen die hij indient. ![]() Staten-Generaal De Nederlandse volksvertegenwoordiging, het parlement, bestaat uit twee Kamers die worden aangeduid als de Staten-Generaal. Het parlement ziet namens het volk erop toe dat het land goed bestuurd wordt, het controleert de regering. Daarnaast heeft de volksvertegenwoordiging een wetgevende taak. ![]() De twee Kamers van de Staten-Generaal zijn vrijwel gelijkwaardig - de toestemming van beiden is nodig om een wetsvoorstel aanvaard te krijgen -, de Tweede Kamer heeft echter het recht van initiatief en amendement. De Tweede Kamer wordt rechtstreeks gekozen, de leden van de Eerste Kamer indirect door de leden van de Provinciale Staten. ![]() Tweede Kamer De 150 leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door alle kiesgerechtigde Nederlanders van achttien jaar en ouder. ![]() De Tweede Kamer heeft voor haar controlerende en mede-wetgevende taak een aantal rechten: het recht van interpellatie en het recht van enquête. Met het recht van interpellatie kan een Kamerlid een minister of staatssecretaris ondervragen over zijn gevoerde beleid. Daarnaast heeft het parlement het recht van enquête. Dit houdt in dat een speciaal ingestelde kamercommissie een onderzoek kan instellen naar de toepassing van een wet of naar het gedrag van de regering. ![]() Naast deze grondwettelijke rechten is er het zogenoemde vraagrecht. Ieder Kamerlid heeft het recht de ministers en staatssecretarissen mondeling of schriftelijk vragen voor te leggen. Deze zijn echter niet verplicht een antwoord te geven. Als mede-wetgever heeft de Tweede Kamer nog andere rechten: het recht van amendement en het recht van initiatief. Het eerste recht houdt in dat de Kamer het recht heeft wetsvoorstellen te amenderen, wijzigingen aan te brengen, alvorens een voorstel aan te nemen. ![]() Het recht van initiatief houdt in dat, mocht de Tweede Kamer vinden dat de regering in gebreke blijft een wetsvoorstel in te dienen, zij zelf met een wetsvoorstel kan komen. Wanneer een meerderheid van het parlement (Tweede en Eerste Kamer) zo'n voorstel aanneemt, dan moet de regering deze wet uitvoeren. ![]() Eerste Kamer De Eerste Kamer, ookwel senaat genoemd, telt 75 leden die eveneens voor vier jaar worden gekozen. In tegenstelling tot de Tweede Kamer worden de leden van de Eerste Kamer indirect (of via getrapte verkiezingen) gekozen door de leden van de Provinciale Staten. De burgers kiezen de leden van de Provinciale Staten en deze kiezen op hun beurt de leden van de Eerste Kamer. ![]() De activiteiten van de Eerste Kamer liggen hoofdzakelijk op wetgevend gebied. Ten aanzien van de wetsvoorstellen heeft zij een heroverwegende functie. De Senaat kan een voorstel aannemen of afkeuren, maar heeft niet het recht wetsvoorstellen te wijzigen (het recht van amendement). ![]() Raad van State De Raad van State is het belangrijkste adviesorgaan van de regering. De Raad bestaat uit 28 leden, die bij Koninklijk Besluit voor het leven benoemd zijn, een vice-president en een president, de Koning. Ook de troonopvolger is lid van de Raad van State. ![]() Als adviesorgaan van de regering geeft de Raad van State verplicht advies over alle wetsvoorstelen, Algemene Maatregelen van Bestuur en internationale overeenkomsten. De Raad geeft advies wat betekent dat de regering niet gebonden is dit advies op te volgen. De Raad van State kent een Afdeling voor de Geschillen van Bestuur. Burgers, overheidsinstellingen en instanties die het niet eens zijn met bestuursbeslissingen van de overheid kunnen bij de Raad van State zich beklagen. Bovendien kan ieder burger die zijn belangen geschaad vindt door een beslissing van de regering en overheid, de Raad van State vragen deze beslissing te vernietigen. De overheid moet zich bij de beslissingen van de Raad neerleggen. ![]() Van wetsvoorstel naar wet Art. 81 De vaststelling van wetten geschiedt door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk. ![]() Stap 1: Interne voorbereiding door de regering Het initiatief tot het indienen van wetsvoorstellen wordt in verreweg de meeste gevallen genomen door de regering, dat wil zeggen de betrokken minister of ministers. Hij laat zijn ideeën over een wet uitwerken door zijn ambtenaren, die zich daarbij laten informeren door betrokken groeperingen en organisaties. Vervolgens 'verlaat' het wetsvoorstel het departement' en wordt het ingediend bij de ministerraad. Wanneer deze akkoord gaat met het voorstel, maakt de Koning het wetsvoorstel aanhangig bij de Raad van State, die een advies uitbrengt. De betrokken minister is niet verplicht het advies van de Raad van State over te nemen. ![]() Met een Memorie van Toelichting wordt het ontwerp naar de Koning gestuurd. Deze voegt een Koninklijke Boodschap toe en stuurt het ontwerp door naar de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel komt hiermee voor het eerst in de openbaarheid. Stap 2: Voorbereidend onderzoek en openbare behandeling door de Tweede Kamer ![]() De Tweede Kamer bespreekt het ontwerp in een vaste Kamercommissie, een groep Kamerleden uit alle fracties die deskundig zijn op het betreffende terrein. De commissie kan allerlei groeperingen horen en maakt van haar bevindingen een schriftelijk voorlopig verslag op. De minister krijgt dit verslag toegezonden en zal de vragen en opmerkingen van de Tweede Kamercommissie beantwoorden in een Memorie van Antwoord. Wanneer de opmerkingen van de Kamer voor hem reden zijn het voorstel te wijzigingen, wordt aan de memorie van antwoord een nota van wijziging toegevoegd. Vervolgens maakt de Kamercommissie haar eindverslag op en zal de Tweede Kamer in een openbare behandeling het ontwerp bespreken. De Kamer kan daarbij gebruik maken van haar recht van amendement. Als een meerderheid van de Kamerleden een amendement aanneemt, dan is het voorstel daarmee gewijzigd. De minister kan zo'n wijziging overnemen, laten weten ernstige bezwaren tegen wijziging te hebben of hij kan de door de Kamer voorgestelde wijziging 'onaanvaardbaar' verklaren. ![]() In het laatste geval kan de minister, zolang de Eerste Kamer nog niet heeft beslist, het voorgestelde ontwerp terugtrekken. Hij kan echter ook zijn portefeuille ter beschikking stellen wanneer de Tweede Kamer het wetsvoorstel, inclusief amendement, toch aanvaardt. Ook het hele kabinet kan een amendement onaanvaardbaar vinden. Dit moet in de Kamer worden aangekondigd, zodat de Kamerleden beseffen dat aanneming van het wetsvoorstel het aftreden van het kabinet ten gevolge kan hebben. Stap 3: Behandeling in de Eerste Kamer Nadat het wetsvoorstel door de Tweede Kamer is aanvaard, beslist de Eerste Kamer over het voorstel. De senaat kan een wetsvoorstel slechts goed- of afkeuren, en heeft geen recht van amendement. De Eerste Kamer moet derhalve afwegen of het aanvaarden van een wetsvoorstel opweegt tegen het verwerpen van het ontwerp. ![]() Stap 4: Bekrachting door de Koning Wanneer het wetsvoorstel is aangenomen door de Eerste Kamer dan bericht zij dit aan de Koning. Die zal het voorstel ondertekenen. De handtekening van de Koning wordt vergezeld van de handtekening van de verantwoordelijke minister (contraseign). Hiermee is het wetsvoorstel tot wet verheven. Stap 5: Bekendmaking Ieder die met de nieuwe wet te maken kan krijgen, moet deze kunnen kennen. Nadat de Koning de wet bekrachtigd heeft, wordt deze op last van de Koning ook bekendgemaakt. De Minister van Justitie laat de wet afkondigen in het Staatsblad, zodat iedere burger er kennis van kan nemen. Op de eerste dag van de tweede maand na de datum van bekendmaking treedt een wet in werking, tenzij de wet zelf een andere datum van inwerkingtreding bepaalt. ![]() Behalve de regering, heeft ook de Tweede Kamer het recht om wetten in te dienen (recht van Initiatief). Het proces verloopt bijna identiek aan het bovenstaande, en ook hier blijven de ministers verantwoordelijk voor de uitvoering en naleving van deze initiatiefwet. ![]() Grondwet De eerste Grondwet kwam in 1798 tot stand. De huidige Grondwet gaat terug op die van 1814, met belangrijke wijzigingen in 1815, 1848, 1917 1948 en 1983. Een grondwetswijziging doorloopt hetzelfde traject als een wetsvoorstel, maar nadat de Tweede en Eerste Kamer de wijziging hebben goedgekeurd, wordt de Tweede Kamer ontbonden en worden verkiezingen gehouden. ![]() De grondwetswijziging wordt vervolgens in de opnieuw samengestelde Tweede Kamer en in de Eerste Kamer behandeld, waarbij in de Tweede Kamer de wijziging met tweederde meerderheid (een gekwalificeerde meerderheid) moet worden aangenomen. De Tweede Kamer heeft nu geen Recht van Amendement. En ook tweederde van de Eerste Kamerleden moet instemmen met de grondwetswijziging. Behalve wetten in formele zin is er nog andere regelgeving: Algemene Maatregelen van Bestuur (nadere uitwerking van een wet bij Koninklijk Besluit), internationale verdragen en regelgeving van provincies, waterschappen en gemeenten. ![]()
Histocasa.- staatsinrichting Een kort overzicht van de staatsinrichting van Nederland (inclusief historisch overzicht vanaf 1795) ![]() Huis van de democratie Zeer goede site over het functioneren van de democratie in Nederland. In het onderdeel 'Hoe werkt de democratie' krijg je informatie over grondwet, koningshuis, Staten-Generaal, regering, kiesstelsel, politieke partijen en programvergelijkingen. Koninklijk Huis Officiële website van het koninklijk huis ![]() Staatsinrichting.nl Deze site richt zich met name op al die leerlingen uit de onderbouw van het voortgezet onderwijs die zich de Nederlandse Staatsinrichting eigen moeten maken. De leerstof bestaat uit zo'n 150 begrippen en is overzichtelijk verdeeld over vier hoofdstukken: Kabinet, Parlement, Koningin en Politieke Partijen en Verkiezingen. ![]() |